Schicksal. Jotie T'Hooft en Hermann Hesse

Scannen0017.jpg

Jotie T’Hooft is in 1956 geboren en groeit bijgevolg op in de “hippie-jaren. Hij blijft niet ongevoelig voor de hype in de V.S. die rond Hesse bestond. Hij zei zelf tegen zijn vader “als je dit (Der Steppenwolf) gelezen hebt, zal je mij volledig begrijpen”. T’Hooft identificeerde zich niet alleen met het hoofdpersonage van dit boek, Harry Haller, maar beschouwde het boek als zijn persoonlijke bijbel. De frustratie van Haller door zijn omgeving onbegrepen te zijn en de aanklacht tegen het gemiddelde en alledaagse vind je ook terug in de gedichten van T’Hooft.

Hoe groot zijn bewondering voor Hesse wel was, blijkt uit het feit dat hij zijn bundel 'Junkieverdriet' begint en eindigt met een gedicht van Hesse.

De goede lezer ziet bijvoorbeeld ook  een duidelijk thematisch verband tussen het gedicht 'Schicksal' van Hesse, waarmee de bundel begint en het gedicht 'Samen' dat in de bundel is opgenomen.

Hermann Hesse (fragment)

Schicksal

Wir sind in Zorn und Unverstand
Wie Kinder tun, geschieden
Und haben uns gemieden
Von blöder Schamgebannt.

(...)


Die Jahre gingen drüber her
Mit Reue und mit Warten
In unsern Jugengarten
Führt keine Stasse mehr.

 

Jotie T'Hooft (fragment)

Moeder

Moeder, hebt mij moeizaam uitgespuwd
En van elk jaar de harde striem vergragen
Want mijn waaien was niet gauw geluwd
Ik wou eerst in alle kieren klagen.

(…)

Of er een vrucht is van dat alles
Vraag ik ,ij niet langer af,
Maar ik probeer u te benaderen,
Nog even, voor het graf.