Jan Emiel Daele

Jan Emiel Daele was een opmerkelijk figuur in de literaire en kritische context van de jaren zestig en zeventig. Hij werd geboren op 12 april 1942 te Gent als tweede kind van Emiel Daele en Emelinde Troffaes. Hij had nog twee zussen, Anna en Marielou, en een broer, Norbert. Het gezin woonde in Sint-Amandsberg, een deelgemeente van Gent. Jan Emiel Daele bracht er een groot deel van zijn kindertijd door en ging er ook naar de lagere school, het Heilig Hart. Zijn middelbaar onderwijs vatte hij aan in het Sint-Lievenscollege te Gent, maar na een zwaar ongeval met zijn bromfiets, waarbij hij een dubbele schedelbreuk opliep, veranderde hij van school. Hij heeft zijn studies Latijn-wiskunde vervolmaakt aan het Koninklijk Atheneum, een vijfhonderdtal meter verderop. In 1962 startte hij aan de Rijksnormaalschool de opleiding regentaat Nederlands, Engels en Duits. Zijn diploma van letterkundig regent behaalde hij in juni 1964. De volgende jaren werkte hij als studiemeester en lesgever in Gent en omstreken. Van januari tot juni 1968 was hij onder andere studiemeester aan de Rijksnormaalschool. Het onderwijs lag hem echter niet, waardoor hij besloot opnieuw te gaan studeren, ditmaal aan de Gentse universiteit. Hij behaalde nog twee universitaire diploma’s, namelijk licentiaat kunstgeschiedenis in 1972 en het diploma van pers- en communicatiewetenschapper in 1974. Ook is hij nog gestart aan een doctoraat over het gebruik van woordcollages in de twintigste eeuwse schilderkunst.

Jan Emiel Daele was reeds tijdens zijn studies literair actief. Tijdens zijn opleiding regentaat aan de Rijksnormaalschool richtte hij samen met enkele anderen het literaire tijdschrift Yang op. Daele was ook medeoprichter en medewerker van tijdschriften als Boemerang en Mep. In 1966 zal hij zijn eenmanstijdschrift daele oprichten, dat in 1968 met Mep fusioneerde tot Totems. Daarnaast was Daele als kunsthistoricus een vast medewerker van Ons Erfdeel en schreef hij teksten voor De Vlaamse Gids en Nieuw Vlaams Tijdschrift. Verder was hij lid van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen (VVL) en zette hij zich in voor de rechten van auteurs. Zijn literair debuut maakte hij in 1969 met Een Placenta, een herwerking van Verloren Nachtboekbladen, een roman waarvan fragmenten in daele gepubliceerd zijn. In 1971 verscheen zijn tweede roman Lieve Oma en in 1974 en 1975 respectievelijk De achtervolgers en De moedergodinnen, die samen met zijn debuut als een trilogie kunnen gelezen worden. Verder schreef Daele reisverhalen als Lourdes Terminus (1971) en Vadu (1971). In 1977 kwam zijn bekendste roman uit: Je onbekende vader, waarin hij op zoek gaat naar het oorlogsverleden van zijn vader. Voor deze roman werd hij in datzelfde jaar bekroond met de Prijs voor Nederlandse literatuur (proza) van Stad Gent. Die prijs zal hij echter nooit zelf ontvangen (zie infra). Daele schreef ook poëzie. In 1969 verscheen zijn eerste bundel, Eros. In deze bundel vinden we negen gedichten van Daele gecombineerd met tien lithografieën van Dees De Bruyne. In 1971 volgde de bundel Erotische gedichten met ondertitels als ‘Mono’, ‘Freyr’ en ‘Freya’ en ‘De zaadzuipers’. Daarnaast was hij ook de auteur van journalistieke reportages, zoals Strijd in de wielersport of: een inleiding tot betere kennis over doping en uitbuiting in de Westeuropese wielersport na de Tweede Wereldoorlog (1970) en De dood van Jempi (1972), van literair-kritische studies, onder andere over Achilles Mussche (1972) en Ward Ruyslick (1975) en werkte hij achter de schermen bij de Vlaamse televisie. Jan Emile Daele zou ook een tegenstrever geweest zijn van Jan Hoet voor de job van directeur van het Gentse Museum voor Hedendaagse kunst.

Ondanks zijn drukke agenda was Jan Emiel Daele ook echtgenoot en vader, al was dat niet altijd met succes. In 1965 huwde hij met Anna-Maria van Lierde. Het pasgehuwde koppel vestigde zich in de Leeuwerikstraat in De Pinte. In 1967 kregen ze samen een dochter, genaamd Isabelle. Een lange toekomst was hun huwelijk echter niet beschoren: na zes jaar vroegen ze de scheiding aan. In 1973 trad Jan Emiel Daele voor het tweede maal in het huwelijk. Zijn bruid was ditmaal de bloedmooie Digne Van Capellen. Ze vestigden zich samen in Drongen, in de Kerkstraat. Twee jaar later kregen ze samen een zoon, genaamd Marius. Hun huwelijk zal echter net zoals hun leven een abrupt einde kennen. Op 14 februari 1978, Valentijnsdag, heeft Jan Emiel Daele zijn vrouw Digne, die hem bedrogen zou hebben en van plan was hem te verlaten, met vijf kogels gedood. Met de zesde kogel beroofde Daele zichzelf van het leven. Later bleek uit zijn afscheidsbrief die aan Julien Weverbergh gericht was, dat zijn zelfmoord reeds lange tijd gepland was:

"Ik ben nooit bestand geweest tegen de maatschappij, de wereld, het leven, de mensen. Soms heb ik proberen te strijden, veel vaker heb ik de nederlaag geleden. Mijn lijfspreuk was: me taedet hominem homini lupum esse [de grootste vijand voor een mens is zijn medemens]. Het allermooiste en het allergrootste wat ik heb mogen beleven was de liefde met mijn vrouw en mijn kinderen. Nu mijn vrouw niet meer van mij houdt, een relatie heeft met iemand anders en van mij wil weggaan, kan ik het leven niet meer aan" (Tholen, W. (2003). ‘Jan Emiel Daele’. OpSpraak Nieuwegein 9 (22), 26-28.27-28).

Daele was geen gelukkig en positief ingestelde man. Julien Vangansbeke beschrijft Daele in een artikel als een “vat vol tegenstrijdigheden” en “een knul die op gespannen voet leefde met zichzelf”. Hij voelde zich miskend als auteur en slaagde er niet in om zijn levensdoel – deel uitmaken van de top van de literatuur – te bereiken. Het is dan ook pijnlijk dat hij de enige prijs die hij won, door zijn plotse dood nooit ontvangen heeft. Vandaag ligt Jan Emiel Daele begraven op het Campo Santo te Sint-Amandsberg, onder een grafsteen die hij zelf gekozen heeft. In de zerk is zijn Latijnse levensmotto gebeiteld. 

Van een grootse hommage was er na de dood van Jan Emiel Daele geen sprake. De aandacht ging vooral naar de persoon Jan Emiel Daele. In enkele tijdschriften werd zijn dood aangehaald in de rubriek ‘In Memoriam’ en het tijdschrift Tirade wijdde een nummer aan zijn overlijden, genaamd “In memoriam: Jan Emiel Daele”. Op de cover van het nummer staat een bekende foto van hem, genomen in zijn dandyperiode. In dat nummer vinden we ook een eerste publicatie van de persoonlijke herinneringen van Jeroen Brouwers aan Jan Emiel Daele met als titel ‘Kladblok II’. Deze tekst werd in 1983 door Brouwers uitgeven in zijn boek De laatste deur. Ook Julien Weverbergh schreef over zijn herinneringen aan Daele in zijn roman De Voorwerpen. In 1998 werd er door Stefan Brijs nog eens teruggeblikt op de figuur Jan Emiel Daele in Kruistochten. In deze roman lezen we hoe de auteur een bezoek brengt aan het graf van Daele. Nadien bleef het op enkele uitzonderingen na, opnieuw stil.

Kaft Tirade van het nummer 'In memoriam: Jan Emiel Daele'